Vraag 1: Wat is het hoogste doel van de mens?

Volgens de Bijbel is de mens geschapen met een doel dat buiten zichzelf ligt: om God te dienen en van Hem te genieten. Oorspronkelijk was de mens op God gericht, als Zijn evenbeeld. Maar door de zonde keerde de mens zich naar zichzelf en verloor hij zijn oorspronkelijke, God-gecentreerde focus.

Lees meer »

Vraag 2: Welke regel gaf God om Hem te kennen?

Volgens de Bijbel kan de mens van zichzelf God niet echt kennen of dienen zoals Hij dat vraagt. De Schepper moet Zichzelf openbaren wil de mens Hem kunnen verstaan, gehoorzamen en verheerlijken. Gods openbaring is daarom onmisbaar, en deze komt op twee manieren tot ons: door Zijn schepping en door Zijn Woord.

Lees meer »

Vraag 3: Wat leert de Bijbel in hoofdzaak?

De Bijbel is niet bedoeld om ons álles te leren. Zij is geen natuurkundeboek, geen historisch archief van alle tijden en volkeren, en ook geen technische handleiding voor de kunsten en wetenschappen. Er zijn vele dingen die buiten het bereik van de Schrift vallen, simpelweg omdat zij ons gegeven is met een specifiek doel: om ons te leren wie God is, wat wij over Hem moeten geloven, en wat Hij van ons verlangt. Toch is dat geen beperking – het is juist de kracht van de Bijbel. Want wie God leert kennen en begrijpt wat Hij vraagt, heeft het fundament voor alle ware kennis en leven gelegd.

Lees meer »

Vraag 4: Wat is God?

Jezus zei: “God is een Geest, en wie Hem aanbidden, moeten Hem aanbidden in geest en waarheid” (Johannes 4:24). Met deze woorden wijst Jezus ons op de aard van God, die onzichtbaar, niet-materieel en boven al het geschapene verheven is. Maar wat betekent dat precies? En hoe kunnen wij God kennen, als Hij zo totaal anders is dan wij?

Lees meer »

Vraag 7: Wat zijn de besluiten van God?

Wat gebeurt er in deze wereld? Is alles toeval, chaos, menselijke keuze? Of is er een groter plan? Volgens de Bijbel staat niets buiten Gods besturing. “In Hem hebben wij ook het erfdeel ontvangen, waartoe wij tevoren bestemd waren naar het voornemen van Hem die alle dingen werkt overeenkomstig de raad van Zijn wil” (Efeze 1:11). Alles wat plaatsvindt, gebeurt met reden – en die reden ligt uiteindelijk in Gods eigen besluit, Zijn heilige en wijze wil.

Lees meer »

Vraag 8: Hoe voert God Zijn besluiten uit? Vraag 9: Wat is het scheppingswerk?

God is niet slechts een Planner, maar ook een Werker. Zijn eeuwige besluiten – die Hij van tevoren in wijsheid en soevereiniteit heeft vastgesteld – worden werkelijk uitgevoerd in de tijd en ruimte die Hij Zelf geschapen heeft. De Catechismus vat dit samen onder twee grote daden: schepping en voorzienigheid. In dit hoofdstuk staan we stil bij het eerste: Gods machtige werk van de schepping.

Lees meer »

Vraag 10: Hoe schiep God de mens?

De schepping van de mens vormt het hoogtepunt van Gods werk in Genesis 1. Anders dan bij de dieren sprak God over de mens: “Laat Ons mensen maken naar Ons beeld, als Onze gelijkenis” (Gen. 1:26). En vervolgens lezen we: “En God schiep de mens naar Zijn beeld; naar het beeld van God schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen” (Gen. 1:27). De mens is dus niet zomaar een levend wezen, maar een uniek wezen dat Gods vertegenwoordiger op aarde is.

Lees meer »

Vraag 11: Wat zijn Gods voorzienigheidswerken?

De Bijbel leert dat God niet alleen alles geschapen heeft, maar ook alles onderhoudt en regeert. Dit voortdurende werk van God noemen we Zijn voorzienigheid. Het is het zichtbare bewijs dat Zijn besluiten niet stilstaan, maar werkelijkheid worden in de geschiedenis van de wereld – en van ons eigen leven.

Lees meer »

Vraag 12: Welke speciale daad van voorzienigheid heeft God verricht met betrekking tot de mens in de staat waarin hij was geschapen?

Na de schepping van de mens oefende God Zijn regering over Adam niet zomaar op willekeurige wijze uit, maar door middel van een verbond. Dit wordt in de Catechismus het “verbond van leven” genoemd, en ook wel het “verbond van werken.” In dit hoofdstuk leren we wat een verbond is, hoe het verbond van leven werkte, en waarom dit verbond rechtvaardig was.

Lees meer »

Vraag 13: Zijn onze eerste voorouders gebleven in de staat waarin zij waren geschapen? Vraag 14: Wat is zonde? Vraag 15: Wat was de zonde waardoor onze eerste voorouders uit de staat vielen waarin zij waren geschapen?

God schiep Adam en Eva in een staat van volmaakte onschuld. Ze leefden als ware beelden van God: in kennis, heiligheid en gerechtigheid (Gen. 1:26–27). Toch was hun toestand niet onaantastbaar of onomkeerbaar. Hun geluk en leven waren verbonden aan gehoorzaamheid: “Ten dage dat gij daarvan eet, zult gij zeker sterven” (Gen. 2:17). De mens stond dus voor twee wegen: gehoorzaamheid die zou leiden tot leven (Gal. 3:12), of ongehoorzaamheid die zou leiden tot de dood. God gaf Adam en Eva vrijheid en bekwaamheid om het goede te doen. Er was niemand die hen dwong tot zonde. Zelfs Satan kon slechts verleiden, niet forceren.

Lees meer »

Vraag 16: Is de hele mensheid met Adams eerste overtreding gevallen? Vraag 17: In welke staat stortte de zondeval de mensheid?

In deze les behandelen we een leer die voor velen moeilijk te aanvaarden is: dat wij allen zondaars zijn vanwege wat Adam deed. Maar de moeilijkheid van een leer is geen bewijs tegen haar waarheid. Zonde en dood zijn immers overal zichtbaar. Alle mensen sterven – zelfs baby's. Alle mensen zondigen – zelfs kinderen. De vraag is dus niet of er iets mis is met de mensheid, maar waarom. De Bijbel geeft het antwoord: wij zijn gevallen in Adam.

Lees meer »

Vraag 18: Waarin bestaat de zondigheid van de staat waarin de mens gevallen is?

In de vorige les leerden we hoe de mens in een staat van zonde en ellende is gevallen. Nu richten we onze aandacht op de aard van die zondige staat. De Catechismus wijst ons op drie aspecten: (1) de schuld van Adams eerste zonde, (2) het gemis aan oorspronkelijke gerechtigheid, en (3) de verdorvenheid van de hele menselijke natuur. Die derde noemen we gewoonlijk erfzonde. We zullen vooral stilstaan bij dit laatste: de verdorvenheid van de gevallen mens.

Lees meer »

Vraag 19: Waaruit bestaat de ellende van de staat waarin de mens gevallen is?

Het menselijke ras is verloren. “Want wij weten, dat tot nu toe de ganse schepping in al haar delen zucht en in barensnood is” (Rom. 8:22). Toch weigert de ongelovige mens dit onder ogen te zien. Hij zoekt verklaringen – zoals de evolutietheorie – die Gods toorn en vloek buiten beeld houden. Men koestert het idee dat de wereld uit zichzelf verbeterd kan worden, en dat de mens ooit dood en ellende zal overwinnen. Maar dit toont slechts hoe verduisterd het hart van de mens is geworden. “Want toorn van God openbaart zich van de hemel over alle goddeloosheid en ongerechtigheid van mensen” (Rom. 1:18). Wie deze waarheid ontkent, bedriegt zichzelf.

Lees meer »