Vraag 22: Hoe is Christus, die Gods Zoon is, onze Verlosser geworden?

De centrale boodschap van het evangelie is dat God zelf tot ons is afgedaald. In Christus is de eeuwige Zoon van God werkelijk mens geworden, niet schijnbaar, niet symbolisch, maar wezenlijk. Deze unieke gebeurtenis staat aan het hart van het christelijk geloof en vormt het fundament van onze verlossing. Zonder deze wonderlijke vleeswording is er geen kruisdood, geen opstanding, geen verzoening, geen hoop.

Kleine Westminster Catechismus (1647)
Vraag 22: Hoe werd Christus, die de Zoon van God is, mens?

Antwoord: Christus, de Zoon van God, werd mens door een echt lichaam en een redelijke ziel aan te nemen. Hij werd ontvangen door de kracht van de Heilige Geest in de moederschoot van de maagd Maria, en is uit haar geboren, maar zonder zonde.

 

De menswording van de Zoon van God

De Catechismus leert dat Christus mens werd “door een echt lichaam en een redelijke ziel aan te nemen.” Hij werd ontvangen in de schoot van de maagd Maria door de kracht van de Heilige Geest. En hoewel Hij werkelijk mens werd, bleef Hij zonder zonde.

Geboren uit de maagd – een goddelijk geheim

De maagdelijke geboorte van Christus is een van de meest omstreden en tegelijkertijd meest heilige waarheden van het christelijk geloof. In de Schrift ligt de nadruk niet op Maria, maar op haar zoon. Terwijl in de rooms-katholieke traditie Maria vaak wordt verheven tot “Moeder van God” en “Koningin van de hemel”, is het in de gereformeerde belijdenis Christus die alle aandacht ontvangt. De nadruk ligt op Zijn geboorte: dat Hij, de eeuwige Zoon, werkelijk werd geboren als mens. Niet Maria werd verhoogd, maar Christus vernederd.

Terecht wordt erkend dat Maria de moeder is van Jezus, die waarachtig God is. In die zin kan gezegd worden dat zij de moeder van God is, maar niet om haarzelf te verheffen, maar om de diepte van Christus’ menswording te onderstrepen. Hij die God was, werd werkelijk geboren uit een vrouw.

Twee dwalingen rondom Zijn geboorte

Bij het verstaan van deze leer zijn er twee veelvoorkomende dwalingen die vermeden moeten worden.

De eerste fout is om Maria’s maagdelijkheid te verwarren met morele heiligheid of zondeloosheid. De Rooms-Katholieke Kerk leert dat Maria ook na de geboorte van Jezus maagd bleef. Dit veronderstelt dat seksuele gemeenschap met haar man Josef zondig zou zijn geweest. Maar de Bijbel zegt duidelijk dat Josef “geen gemeenschap met haar had totdat zij haar eerstgeboren Zoon gebaard had” (Mattheüs 1:25). Daarna leidde zij een normaal gehuwd leven. Maria was een zondig mens, verlost door genade, net als ieder ander.

De tweede fout is het ontkennen van het wonder. Moderne theologieën willen het bovennatuurlijke wegsnijden. Sommigen erkennen wel dat Jezus een bijzonder mens was, of zelfs zonder zonde, maar ontkennen de noodzaak van een maagdelijke geboorte. Toch is dat onverenigbaar met de leer van de Schrift. Jezus kon alleen zondeloos zijn als Hij niet op natuurlijke wijze verwekt werd. Johannes 3:6 zegt: “Wat uit het vlees geboren is, is vlees.” Een natuurlijk geboren mens draagt altijd de besmetting van de erfzonde.

Daarom moest Jezus op bovennatuurlijke wijze geboren worden: ontvangen door de Heilige Geest. Niet omdat Maria heilig was, maar juist ondanks haar zondigheid. Zoals de engel tegen haar zei: “De Heilige Geest zal over u komen... daarom zal ook het heilige, dat verwekt wordt, Zoon van God genoemd worden” (Lukas 1:35).

Een echt lichaam en een redelijke ziel

De menswording van Christus betekent niet dat Hij slechts “leek op” een mens, zoals de dwaling van het docetisme beweerde. Hij nam werkelijk een menselijk lichaam aan. Hij was niet een geestverschijning, niet een illusie. Hij werd geboren, groeide, voelde honger, dorst, pijn en vermoeidheid. En Hij had niet alleen een lichaam, maar ook een redelijke, menselijke ziel. Hij voelde verdriet, verwondering, blijdschap en angst. Hij groeide in wijsheid en gehoorzaamheid (Lukas 2:52).

Sommige vroege ketterijen dachten dat Christus’ goddelijke natuur de functie van een menselijke ziel vervulde. Maar dat ondermijnt Zijn ware menszijn. Alleen een mens met zowel lichaam als ziel kon werkelijk in onze plaats staan, onze gehoorzaamheid opbrengen en ons lijden dragen.

Hebreeën 2:17–18 zegt: “Daarom moest Hij in alles aan zijn broeders gelijk worden... Want doordat Hij zelf in verzoekingen geleden heeft, kan Hij hun, die verzocht worden, te hulp komen.” Alleen als waarachtig mens kon Christus onze Hogepriester worden – meelevend, verzoenend, verlossend.

Waarom deze leer onmisbaar is

De maagdelijke geboorte is geen bijzaak, maar essentieel voor het evangelie. De Middelaar moest zowel waarachtig God als waarachtig mens zijn – en dit in één Persoon. Alleen als God kon Hij de oneindige last van onze zonde dragen, de dood overwinnen, en ons de Geest geven. En alleen als mens kon Hij namens ons leven, sterven, en bidden.

De Westminster Grote Catechismus stelt: “Het was nodig dat de Middelaar God zou zijn... om de menselijke natuur te ondersteunen onder de toorn van God... en om aan Gods gerechtigheid te voldoen.” En: “Het was nodig dat de Middelaar mens zou zijn... om voor ons te lijden, gehoorzaam te zijn... en voor ons voorbede te doen.”

Uiteindelijk is alleen zo’n Middelaar in staat om de brug te slaan tussen een heilige God en een gevallen mens. Christus is deze Middelaar – geboren uit Maria, ontvangen door de Geest, waarachtig mens en waarachtig God – de enige die ons kan verlossen.