God is niet slechts een Planner, maar ook een Werker. Zijn eeuwige besluiten – die Hij van tevoren in wijsheid en soevereiniteit heeft vastgesteld – worden werkelijk uitgevoerd in de tijd en ruimte die Hij Zelf geschapen heeft. De Catechismus vat dit samen onder twee grote daden: schepping en voorzienigheid. In dit hoofdstuk staan we stil bij het eerste: Gods machtige werk van de schepping.
Kleine Catechismus van Westminster (1647)
Vraag 8: Hoe voert God zijn besluiten uit?
Antwoord: God voert zijn besluiten uit in de werken van schepping en voorzienigheid.
Vraag 9: Wat is het scheppingswerk?
Antwoord: Het scheppingswerk is dat God door het Woord van zijn kracht alle dingen uit niets gemaakt heeft, in een tijdsruimte van zes dagen en dat alles zeer goed.
Nederlandse Geloofsbelijdenis (1561)
Artikel 16. Van de eeuwige verkiezing Gods.
Wij geloven, dat, het gehele geslacht van Adam door de zonde des eersten mensen in verderfenis en ondergang zijnde, God Zichzelven
Schepping: het begin van alles
Genesis 1 begint met de eenvoudigste en meest radicale bewering: “In het begin schiep God de hemel en de aarde.” Alles wat is, bestaat omdat God sprak. “Want Hij sprak en het was er; Hij gebood en het stond er” (Psalm 33:9). Hij maakte de wereld niet uit reeds bestaande materialen, maar uit niets. Hebreeën 11:3 zegt: “Door het geloof verstaan wij dat de wereld door het woord van God tot stand gebracht is, zodat de dingen die men ziet niet ontstaan zijn uit wat zichtbaar is.”
God had geen tijd, ruimte of grondstoffen nodig om iets te bouwen. Hij schiep zowel materie als ruimte als tijd – allemaal tegelijk en allemaal door Zijn Woord. Hij zei: “Er zij licht,” en het was er (Gen. 1:3). Hierin openbaart zich Gods absolute zelfstandigheid en almacht: Hij is niet afhankelijk van iets buiten Zichzelf.
Zes dagen – een daad van goddelijke kracht
De Catechismus benadrukt dat God alle dingen schiep “in een tijdsruimte van zes dagen.” Dit is gebaseerd op de duidelijke structuur van Genesis 1, waarin elk scheppingsmoment afgesloten wordt met: “Het was avond geweest en het was morgen geweest: de eerste (tweede, derde, …) dag.” En Exodus 20:11 bevestigt dit patroon door het Sabbatsgebod te gronden in Gods eigen werkritme: “Want in zes dagen heeft de HEERE de hemel en de aarde gemaakt.”
Dit geloof staat haaks op het wereldbeeld van de moderne seculiere wetenschap, dat uitgaat van miljoenen jaren van evolutionaire ontwikkeling. Maar volgens Hebreeën 11:3 is dit geen kwestie van menselijke logica, maar van geloof: “Door het geloof verstaan wij...” Wij geloven niet in zes dagen omdat het ons logisch lijkt, maar omdat Gods Woord het openbaart.
God was bij de schepping niet onderworpen aan de wetten van tijd of natuurlijke processen. Hij schiep tijd zelf. Zoals Hij bij de bruiloft in Kana (Johannes 2:1–11) in een ogenblik wijn maakte die anders jaren rijping zou vereisen, zo kon Hij ook een volwassen mens, een volgroeide boom of een compleet ecosysteem onmiddellijk tot stand brengen. Want Hij is God.
Een goede schepping – geen bron van kwaad
De Catechismus stelt niet alleen dát God alles geschapen heeft, maar ook hoe Hij het deed: “en dat alles zeer goed was.” Genesis 1 herhaalt telkens dat wat God maakte “goed” was, en besluit met: “En zie, het was zeer goed” (Gen. 1:31). Alles wat God deed, weerspiegelde Zijn wijsheid, orde, schoonheid en doelmatigheid.
Dit heeft diepe consequenties. Want het kwaad komt niet voort uit Gods schepping, maar uit de zondeval. Zonde is niet geworteld in materie, maar in een morele rebellie tegen God. 1 Timotheüs 4:4 zegt: “Alles wat God geschapen heeft, is goed.” Jezus zelf zegt: “Niets wat van buiten de mens in hem komt, kan hem onrein maken” (Markus 7:15). Het probleem zit niet in de dingen die God maakte, maar in de manier waarop mensen die gebruiken of misbruiken.
Door dit te vergeten zijn sommige christelijke tradities terechtgekomen in wettische systemen vol verboden: “Raak niet, proef niet, roer niet aan” (Kolossenzen 2:21). Maar zulke menselijke geboden maken het hart niet rein. Alleen Gods Woord, en een hart dat vernieuwd is door de Geest, leert ons heilig met schepselen om te gaan, in dankzegging en vreugde (1 Tim. 4:4–5).
De Schepper is Koning
Omdat God alles gemaakt heeft, heeft Hij ook volstrekte zeggenschap over alles. Hij is de Schepper-Koning. “Van U is de hemel, ook is van U de aarde. De wereld en al wat die bevat – Ú hebt die gegrondvest” (Psalm 89:12). Geen centimeter van het universum valt buiten Zijn gezag.
Dit heeft ook alles te maken met aanbidding. In Openbaring 4:11 zingen de hemelse wezens: “U bent het waard, Heere, te ontvangen de heerlijkheid, de eer en de kracht, want U hebt alle dingen geschapen.” Als Schepper komt God alle eer toe – niet alleen voor onze redding, maar ook voor ons bestaan.
Een geloof dat verwondert en aanbidt
Uiteindelijk leert dit hoofdstuk ons iets wat fundamenteel is voor alle ware theologie: God is God, en wij zijn schepselen. Wij mogen Zijn Woord geloven ook als wij niet alles kunnen begrijpen. “De verborgen dingen zijn voor de HEERE, onze God, maar de geopenbaarde dingen zijn voor ons en onze kinderen, tot in eeuwigheid” (Deuteronomium 29:29).
De schepping is het begin van alles – van het leven, van onze geschiedenis, van onze roeping. God schiep ons niet toevallig of doelloos, maar opdat wij Hem zouden kennen, vrezen en verheerlijken (Psalm 100:3). De wetenschap kan ons helpen om de schepping te onderzoeken, maar alleen Gods Woord kan ons vertellen waarom wij bestaan.
Daarom prijzen wij Hem als onze Schepper, vertrouwen wij op Hem als onze Onderhouder, en leven wij tot Zijn eer, als deel van Zijn zeer goede werk.
Reactie plaatsen
Reacties