Vraag 30: Hoe eigent de Geest ons de verlossing die door Christus gekocht is toe? Vraag 31: Wat is krachtdadige roeping?

In dit hoofdstuk staan we stil bij de manier waarop de verlossing die Christus verdiend heeft, werkelijk ons deel wordt. Het is de Heilige Geest die dit toepast, door ons krachtig te roepen uit de geestelijke dood tot een levend geloof. Wat onmogelijk is voor de mens, doet God zelf – door Zijn Geest en Woord.

Kleine Catechismus Westminster (1647)
Vraag 30: Hoe eigent de Geest ons de verlossing die door Christus gekocht is toe?

Antwoord: De Geest eigent ons de verlossing die door Christus gekocht is toe door geloof in ons te werken en daardoor ons met Christus te verenigen in onze krachtdadige roeping.

Vraag 31: Wat is krachtdadige roeping?

Antwoord: Krachtdadige roeping is het werk van Gods Geest waardoor Hij ons overtuigt van onze zonde en ellende, onze geest verlicht in de kennis van Christus, onze wil vernieuwt, en ons er zo toe brengt en in staat stelt om Jezus Christus te omhelzen, die ons genadig in het evangelie wordt aangeboden.

De toepassing van de verlossing

De voorgaande hoofdstukken hebben ons laten zien hoe Christus, de eeuwige Zoon van God, mens werd, en door Zijn leven, dood en opstanding verlossing verwierf voor de uitverkorenen. Maar hoe wordt deze verlossing aan ons persoonlijk toegeeigend? Want het is duidelijk dat niet ieder mens die leeft ook daadwerkelijk met Christus verbonden is. De vraag is dus: hoe komt het heil dat buiten ons is (in Christus) nu tot ons?

Het antwoord is: door het werk van de Heilige Geest. Zoals Jezus zei: “Het is de Geest die levend maakt” (Joh. 6:63). Zonder de Geest zouden we nooit tot geloof komen, nooit Christus omhelzen, nooit verlost worden. Het is de Geest die het geloof werkt waardoor wij met Christus worden verenigd. Deze vereniging is het middel waardoor wij deel krijgen aan alles wat Christus verworven heeft.

De toepassing van het heil is dus niet ons werk, maar Gods werk. Het is de vrucht van wat de Schrift “krachtdadige roeping” noemt – een werk van de Geest dat diep, transformerend en onomkeerbaar is.

Waarom sommigen wel geloven en anderen niet

Het evangelie wordt wereldwijd gepredikt. “Gaat heen in heel de wereld, predik het Evangelie aan alle schepselen” (Markus 16:15). Overal wordt Jezus Christus voorgesteld als de Zaligmaker van zondaars, en ieder mens wordt opgeroepen tot bekering en geloof. En toch is de reactie verschillend: sommigen geloven en worden gered, anderen verwerpen het en blijven verloren. Hoe komt dat?

De oorzaak ligt niet in het evangelie – dat is voor allen dezelfde blijde boodschap. En het ligt ook niet in de mensen zelf, alsof de één beter of ontvankelijker zou zijn dan de ander. De Bijbel is duidelijk: “Er is niemand die verstandig is, er is niemand die God zoekt” (Rom. 3:11). Van nature zijn allen geestelijk dood (Ef. 2:1), vijandig gezind (Rom. 8:7), en blind voor de heerlijkheid van Christus (2 Kor. 4:4).

Als dan sommigen toch tot geloof komen, is dat enkel en alleen te danken aan het ingrijpen van de Heilige Geest. Dezelfde Geest die Christus opwekte uit de dood (Rom. 8:11) is het die het hart van de zondaar levend maakt en hem tot Christus trekt. Dit is wat de Catechismus bedoelt met “krachtdadige roeping.”

Wat is krachtdadige roeping?

De krachtdadige roeping is een innerlijk werk van de Geest dat mensen daadwerkelijk tot Christus brengt. Ze horen het uiterlijke Woord, maar tegelijk doet de Geest een innerlijk werk in hun hart. Hij doet meer dan alleen overtuigen – Hij herschept.

De Catechismus noemt vier dingen die de Geest daarin doet:

  1. Overtuiging van zonde en ellende
    Zoals bij de pinksterpreek (Hand. 2:37): “Toen zij dit hoorden, werden zij diep in het hart geraakt.” De mens ziet zijn verloren toestand, niet alleen verstandelijk, maar existentieel. Hij beseft: “Ik heb gezondigd tegen God.”

  2. Verlichting in de kennis van Christus
    De geestelijke ogen worden geopend. Wat eerst dwaasheid leek, wordt nu kostbaar. Christus wordt gezien als de enige hoop, de enige naam onder de hemel gegeven tot redding (Hand. 4:12).

  3. Vernieuwing van de wil
    De mens wil wat hij eerder niet wilde. Hij begeert Christus, verlangt naar vergeving, verlangt naar een nieuw leven. “Want God is het, die in u werkt zowel het willen als het werken naar Zijn welbehagen” (Fil. 2:13).

  4. Bekwaamheid om Christus te omhelzen
    Met nieuwe ogen en vernieuwde wil wordt Christus niet slechts erkend, maar omhelsd. Er is geloof, vertrouwen, overgave. De zondaar rust met zijn hele bestaan op Christus alleen.

De kracht van de roeping – een levendmakend werk

Het beeld van Lazarus is veelzeggend (Joh. 11). Dood in het graf, niet in staat om iets te doen – totdat Jezus zegt: “Lazarus, kom naar buiten!” En hij kwam. Zo is het ook met de zondaar. De prediking klinkt, maar het hart blijft koud – totdat de Geest roept en levend maakt.

Deze roeping is onweerstaanbaar, niet omdat zij de mens dwingt, maar omdat zij het hart verandert. De wil wordt niet geforceerd, maar vernieuwd. Het is een daad van schepping: “Als iemand in Christus is, is hij een nieuwe schepping” (2 Kor. 5:17).

Dit is ook het moment van onze vereniging met Christus. Zoals de rank met de wijnstok (Joh. 15), zo worden wij met Hem verbonden. En deze eenheid is de bron van al het geestelijke leven: rechtvaardiging, heiliging, volharding, verheerlijking – alles vloeit voort uit deze levende verbinding.

Gevaren om te vermijden

De Catechismus wijst ons ook op twee belangrijke gevaren:

  1. Emotie verwarren met vernieuwing
    Gevoelens, inzichten of religieuze ervaringen zijn geen bewijs van ware roeping. Zelfs valse gelovigen kunnen tijdelijk “verlicht” worden en “de hemelse gave smaken” (Hebr. 6:4-6). Het ware teken van krachtdadige roeping is niet tijdelijk vuur, maar blijvende vrucht.

  2. Verontschuldiging in passiviteit
    Sommigen zeggen: “Ik kán niet geloven, tenzij God mij vernieuwt – dus wacht ik.” Maar dit is een gevaarlijke gedachte. Gods bevel is helder: “Bekeert u en gelooft het evangelie” (Mark. 1:15). De oproep tot geloof is universeel en direct. En juist door die oproep gehoorzaam te beantwoorden, blijkt of de Geest in ons werkt. “Wie de wil doet van God, zal weten of deze leer van God komt” (Joh. 7:17).

Tot slot: de zekerheid van de geroepenen

Krachtdadige roeping is de onmisbare schakel in de keten van het heil. “En die Hij geroepen heeft, die heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft, die heeft Hij ook verheerlijkt” (Rom. 8:30). Het is geen oppervlakkige uitnodiging, maar een daad van God die het hart herschept.

Wie verlangt naar Christus, wie oprecht wil geloven en Hem wil volgen, mag weten: dat is het werk van de Geest. Want niemand zoekt God uit zichzelf. En wie Christus werkelijk omhelst, mag weten dat hij met Hem verbonden is – voor altijd.

“Span u dan des te meer in om uw roeping en verkiezing vast te maken” (2 Petr. 1:10). Niet om het werk van de Geest te verdienen, maar om het te bevestigen. En in die bevestiging ligt de vrede van een geweten dat weet: “Ik ben van Christus – en Hij van mij.”