Vraag 4: Wat is God?

Jezus zei: “God is een Geest, en wie Hem aanbidden, moeten Hem aanbidden in geest en waarheid” (Johannes 4:24). Met deze woorden wijst Jezus ons op de aard van God, die onzichtbaar, niet-materieel en boven al het geschapene verheven is. Maar wat betekent dat precies? En hoe kunnen wij God kennen, als Hij zo totaal anders is dan wij?

Kleine Westminster Catechismus (1647)
Vraag 4: Wat is God?

Antwoord: God is een oneindige, eeuwige en onveranderlijke Geest, daarin dat Hij de wijsheid, macht, heiligheid, rechtvaardigheid, goedertierenheid en waarheid is.


Vraag 5: Is er meer dan één God?

Antwoord: Er is maar één God, de levende en waarachtige God.


Nederlandse Geloofsbelijdenis (1561)

Artikel 1. Dat er een enig God is.

Wij geloven allen met het hart en belijden met den mond dat er is een enig en eenvoudig geestelijk Wezen, Hetwelk wij God noemen: eeuwig, onbegrijpelijk, onzienlijk, onveranderlijk, oneindig, almachtig, volkomen wijs, rechtvaardig, goed, en een zeer overvloedige Fontein van alle goed.

God is Geest – maar niet als andere geesten

Het is belangrijk om te zeggen dat God een Geest is, en niet zomaar geest. De Bijbel spreekt ook over andere geesten – zoals engelen, of de geest van de mens zelf (Hebreeën 1:14; 1 Korinthe 2:11). Maar God is uniek. Hij is geen deel van een groter “geestelijk geheel”, zoals in pantheïstische religies wordt gedacht. Hij is persoonlijk, almachtig, en zelfstandig bestaand. Hij is niet één met de schepping, maar onderscheiden van alles wat Hij gemaakt heeft.

Wanneer we zeggen dat God een Geest is, dan zeggen we dat Hij geen lichaam heeft zoals mensen. “Niemand heeft ooit God gezien”, schrijft Johannes (Joh. 1:18). God is onzichtbaar (1 Tim. 1:17), niet meetbaar, niet begrensd. Daarom is het zondig om van God een beeld te maken (Exodus 20:4), want elk zichtbaar beeld vervalst Zijn aard. De profeet Jesaja stelt dan ook de retorische vraag: “Met wie zou u God willen vergelijken?” (Jesaja 40:18). Zijn heerlijkheid gaat elk menselijk voorstellingsvermogen te boven.

God is oneindig, eeuwig en onveranderlijk

De Catechismus benoemt drie eigenschappen van Gods wezen die Hem volledig onderscheiden van al wat geschapen is:

  • Oneindig – God is niet gebonden aan ruimte of beperking. Hij is overal tegenwoordig (Psalm 139:7–10).

  • Eeuwig – God heeft geen begin en geen einde. “Van eeuwigheid tot eeuwigheid bent U God” (Psalm 90:2).

  • Onveranderlijk – God verandert niet in Zijn wezen of wil. “Ik, de HEERE, ben niet veranderd” (Maleachi 3:6). “Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid” (Hebreeën 13:8).

Dat betekent: wie God is, zal Hij altijd zijn. Zijn beloften wankelen niet, Zijn oordelen blijven rechtvaardig, Zijn genade verandert niet met de tijd. Hij is volledig betrouwbaar, omdat Hij in Zichzelf volmaakt is.

Zijn eigenschappen: gedeeld en niet gedeeld

De eigenschappen van God kunnen we op twee manieren benaderen: sommige zijn niet-communiceerbaar (ze behoren alleen Hem toe), andere zijn communiceerbaar (Hij deelt ze in zekere mate met de mens).

  • Niet-communiceerbare eigenschappen zijn onder andere Zijn oneindigheid, eeuwigheid, en onveranderlijkheid. Deze zijn uniek voor God. De mens is eindig, tijdelijk en veranderlijk.

  • Communiceerbare eigenschappen zijn o.a. wijsheid, kracht, heiligheid, rechtvaardigheid, goedheid en trouw. Deze weerspiegelen het beeld van God in de mens – in beperkte en onvolmaakte vorm.

Zoals een spiegel een beeld van een persoon geeft, zo is de mens geschapen als een beeld van God (Genesis 1:26–27). Maar het verschil is fundamenteel: Gods wijsheid is oneindig, die van de mens is beperkt. Gods rechtvaardigheid is volmaakt, die van de mens is feilbaar. Zijn kracht faalt nooit, de onze wel. Wij lijken op God, maar zijn Hem niet. Hij is de bron, wij zijn het spiegelbeeld.

Hoe kunnen we dan over God spreken?

De Bijbel spreekt soms over God alsof Hij een lichaam heeft – Zijn hand (Jozua 4:24), Zijn ogen (1 Kon. 15:5), Zijn voeten (Exodus 24:10). Maar dit is beeldtaal, bedoeld om Gods handelen in begrijpelijke termen uit te drukken. Soms neemt God ook een zichtbare vorm aan, zoals bij Abraham (Genesis 18) of Mozes (Exodus 33). Deze verschijningen zijn tijdelijke verschijningen van God de Zoon, vóór Zijn vleeswording – wat Calvijn noemde: “preludes van de incarnatie”. Na de komst van Christus heeft God letterlijk handen, voeten en ogen – want het Woord is vlees geworden (Johannes 1:14). Jezus is volledig God en volledig mens, en in Hem zien wij de Vader (Johannes 14:9).

God verandert niet – al lijkt het soms van wel

In Genesis 6:6 lezen we: “Het berouwde de HEERE dat Hij de mens gemaakt had.” Roept dit de vraag op: verandert God dan toch? Het antwoord ligt in het onderscheid tussen Gods wezen en Zijn handelen. God verandert niet in Zijn karakter, bedoelingen of beloften. Maar de verhouding tussen God en mensen kan wel veranderen – als gevolg van menselijke zonde of bekering. Een onbekeerde staat onder Gods toorn. Als diezelfde persoon zich bekeert, verandert niet God, maar de relatie. God is altijd rechtvaardig, altijd barmhartig – afhankelijk van de houding van de mens (2 Tim. 2:13: “Hij blijft getrouw, want Hij kan Zichzelf niet verloochenen.”)

De praktische betekenis

Wat betekent dit alles voor ons? Als God is wie Hij zegt dat Hij is – Geest, oneindig, eeuwig, onveranderlijk – dan is er niets belangrijkers dan Hem te kennen, te eren, en op Hem te vertrouwen.

  • Zijn wijsheid geeft ons leiding in verwarring (Romeinen 11:33).

  • Zijn macht sterkt ons in onze zwakte (Jesaja 40:29).

  • Zijn heiligheid wekt ons tot reinheid (1 Petrus 1:15).

  • Zijn rechtvaardigheid verzekert ons van recht en oordeel (Psalm 9:9).

  • Zijn goedertierenheid troost ons in nood (Psalm 103:8).

  • Zijn trouw geeft zekerheid in de storm (Klaagliederen 3:22–23).

Wie God kent zoals Hij werkelijk is, leert Hem ook aanbidden zoals Hij het waard is: in geest en waarheid, met vreugde en eerbied, vol vertrouwen en afhankelijkheid. En dat is het begin van ware wijsheid – én van vreugde tot in eeuwigheid.