God schiep Adam en Eva in een staat van volmaakte onschuld. Ze leefden als ware beelden van God: in kennis, heiligheid en gerechtigheid (Gen. 1:26–27). Toch was hun toestand niet onaantastbaar of onomkeerbaar. Hun geluk en leven waren verbonden aan gehoorzaamheid: “Ten dage dat gij daarvan eet, zult gij zeker sterven” (Gen. 2:17). De mens stond dus voor twee wegen: gehoorzaamheid die zou leiden tot leven (Gal. 3:12), of ongehoorzaamheid die zou leiden tot de dood. God gaf Adam en Eva vrijheid en bekwaamheid om het goede te doen. Er was niemand die hen dwong tot zonde. Zelfs Satan kon slechts verleiden, niet forceren.
Kleine Westminster Catechismus (1647)
Vraag 13: Zijn onze eerste voorouders gebleven in de staat waarin zij waren geschapen?
Antwoord: Onze eerste voorouders, overgelaten aan de vrijheid van hun wil, vielen uit de staat waarin zij waren geschapen door tegen God te zondigen.
Vraag 14: Wat is zonde?
Antwoord: Zonde is elk gemis aan onderwerping aan de wet van God of alle overtreding ervan.
Vraag 15: Wat was de zonde waardoor onze eerste voorouders uit de staat vielen waarin zij waren geschapen?
Antwoord: De zonde waardoor onze eerste voorouders vielen, bestond uit hun eten van de verboden vrucht.
Heidelbergse Catechismus (1563)
Vraag 5: Kunt gij dit alles volkomenlijk houden?
Antwoord: Neen ik; want ik ben van nature geneigd God en mijn naaste te haten.
Vraag 7: Vanwaar komt dan zulke verdorven aard des mensen?
Antwoord: Uit den val en de ongehoorzaamheid onzer eerste voorouders, Adam en Eva, in het paradijs, waar onze natuur alzo is verdorven geworden, dat wij allen in zonden ontvangen en geboren worden.
Vraag 8: Maar zijn wij alzo verdorven, dat wij ganselijk onbekwaam zijn tot enig goed en geneigd tot alle kwaad?
Antwoord: Ja wij; tenzij dan dat wij door den Geest Gods wedergeboren worden.
Vrijheid en verantwoordelijkheid
De uitdrukking in de Catechismus dat onze voorouders “overgelaten waren aan de vrijheid van hun wil” betekent twee dingen:
-
Vrijheid – Zij waren niet onder dwang. Zij konden werkelijk kiezen.
-
Bekwaamheid – Zij hadden de kracht en het vermogen om voor gehoorzaamheid te kiezen.
Die bekwaamheid is in de zondeval verloren gegaan. Sindsdien hebben mensen nog steeds een vrije wil in die zin dat niemand hen dwingt om te zondigen, maar zij missen de kracht om God te gehoorzamen. “Er is niemand die goed doet, zelfs niet één” (Rom. 3:12). Alleen door genade kunnen mensen werkelijk tot God terugkeren.
De val: een echte gebeurtenis
De zondeval is geen mythisch verhaal, maar een werkelijk historisch feit. Jezus sprak over Adam als een echte persoon (Mat. 19:4), en Paulus bouwt zijn theologie van redding op het contrast tussen Adam en Christus (Rom. 5:12–19). Wie ontkent dat Adam werkelijk heeft geleefd en gezondigd, tast uiteindelijk ook het evangelie van Jezus aan.
In Genesis 3 lezen we dat Adam en Eva zondigden door te eten van de boom waarvan God uitdrukkelijk had gezegd dat ze daarvan niet mochten eten. De kern van hun zonde was dat ze Gods Woord verwierpen als hoogste en enige maatstaf voor goed en kwaad. Satan stelde de suggestie voor dat zij zélf konden bepalen wat goed was: “Gij zult geenszins sterven” (Gen. 3:4).
Wat is zonde?
De Catechismus geeft een eenvoudige maar diepe definitie: “Zonde is elk gemis aan onderwerping aan Gods wet, of alle overtreding ervan.”
Zonde is dus niet alleen dat we verkeerde dingen doen, maar ook dat we nalaten wat God van ons vraagt.
-
Zonde van nalatigheid – We eren God niet, we bidden niet, we danken Hem niet, we gehoorzamen Hem niet met hart en ziel.
-
Zonde van overtreding – We overtreden Gods geboden actief, zoals Adam deed door te eten van de verboden vrucht.
Het probleem van de moderne mens is dat hij zonde niet langer meet naar Gods maatstaf, maar naar wat hij zelf schadelijk of onhandig vindt. Zonde wordt dan iets subjectiefs. Maar de Bijbel leert ons dat zonde objectief bepaald wordt door Gods gebod. “Uw woord is waarheid” (Joh. 17:17).
Waarom was de eerste zonde zo ernstig?
Mensen vragen zich soms af waarom één enkele daad – het eten van een vrucht – zulke rampzalige gevolgen had. Maar dat toont dat we zonde verkeerd begrijpen. De ernst van zonde wordt niet bepaald door wat het is in onze ogen, maar tegen wie het is gericht.
Adam zondigde tegen de heilige, goede en rechtvaardige God (Ps. 145:17), terwijl hij:
-
Volledig bekwaam was om te gehoorzamen,
-
Vrij was van innerlijke zonde,
-
Volledig gewaarschuwd was voor de gevolgen.
De zonde van Adam was dus een openlijke en moedwillige rebellie tegen de hoogste Autoriteit. Hij vertrouwde Gods Woord niet, maar geloofde de leugen van de slang. En daarmee viel hij – en met hem het hele menselijk geslacht – in zonde en ellende.
Samenvattend
Adam en Eva zijn werkelijk gevallen door een daad van ongehoorzaamheid. Ze hadden de vrijheid én de bekwaamheid om te gehoorzamen, maar kozen ervoor Gods Woord te verwerpen. Hun zonde bestond uit het eten van de verboden vrucht – een daad die Gods gezag ondermijnde. Zonde is en blijft elke afwijking van Gods wet, hetzij door overtreding, hetzij door nalatigheid. Alleen door Gods genade, geopenbaard in Christus, is herstel mogelijk. Daarover straks meer.