Wat is goede orthodoxie?

 

Is wat in gereformeerde kring wordt verstaan onder “goede orthodoxie” wel een Bijbels criterium? Deze wezenlijke vraag laat G.J. Schutte vallen als hij de verhouding tussen zeventiende-eeuwse gereformeerden en de slavenhandel bestudeert in zijn boek Het Calvinistisch Nederland. Dat doet hij aan de hand van historisch onderzoek van kerk, religie en samenleving beschreven door van Deursen. Van Deursen noemt zeventiende-eeuws Graft goed orthodox. Zowel de Grafter gemeenschap als gereformeerde gemeenschappen over de breedte van de Nederlandse Republiek vereiste goede orthodoxie in mensen. Vooral regenten van weeskamer en weeshuis aan wie de zorg voor hun hulpbehoevenden wezen en oude mensen werd toevertrouwd moesten wel echte vaderfiguren zijn. Wat bij Schutte verbazing oproept, is dat van Deursen onder de voorbeelden van goede weesvaders de persoon Lourens Jansz. Slot noemt, slavenkapitein in ruste. Die beoefende met die andere Hollandse zeelui kannibalisme en namen nog wel een zwarte tot slaaf gemaakte vrouw als slachtoffer. Hoe kon men in zo iemand toch de ideale vaderfiguur zien?

Volgens Schutte is de biografie beschreven door van Deursen een exemplarische kennismaking met de denkwijzen, normen en waarden van de zeventiende-eeuwers. Hoewel Schutte verbaast lijkt dat Slot als ideale vaderfiguur werd gezien, dicht ook hij Graft positieve kwalificaties toe, beslist ‘geen oord van dorre rechtzinnigheid of morele ongebondenheid.’ Vrijwel het hele hoofdstuk is een opsomming van hoe goed Graft geworteld zat in de calvinistische traditie. Het beriep doorgaans voetiaanse predikanten, aanhangers van de puriteinse Nadere Reformatie, er werd duidelijk aandacht geschonken aan catechisatie, ook voor de volwassenen, etc. Maar juist in deze bewijsgrond zit het problematische: Graft moet hebben geweten dat mensendiefstal tegen Gods gebod was en het wist ook dat er in de slavenhandel ‘veel misbruycken’ geschieden. Toch heeft men er niet tegen geprotesteerd, maar volop geprofiteerd. Ook predikanten die zogenaamd tegen preekte, behielden tegelijkertijd hun aandelen WIC, zoals Smytegelt die te boek ging als een der grote voormannen van de Nadere Reformatie, een bevindelijke gereformeerde piëtist voor wie het streven naar heiliging van het persoonlijke en het maatschappelijke leven beslist geen realiteit was.

Gereformeerden hadden overigens hun eigen toestand onder Spanje al vergeleken met slavernij en dat stellig veroordeeld. Willem van Oranje beklaagde zich over het lot van de ‘arme Indianen’ die net als calvinisten onder rooms-katholieke slavenjuk te lijden hadden. Het ontstaan van de Republiek werd vergeleken met een uittocht uit het slavenhuis van Spanje en Rome. Hoogleraar Schutte vond het toch nodig om te onderzoeken of Graft wellicht toch niet wist dat slavenhandel verkeerd was. In dat geval kon men een beroep doen op onwetendheid en zich mogelijk vrijpleiten van schuld. Die poging mislukte en Schutte heeft de schuldlast verzwaard. Zeventiende-eeuwse gereformeerden zijn schuldig aan het misbruiken van mensen door de slavenhandel en een beroep op onschuld uit onwetendheid gaat niet op. Toch blijft de juridische kwalificatie “had beter moeten weten” ofwel “nalatigheid” ver ondermaats en doet het volstrekt geen recht aan de feiten. Dat geldt ook voor de titel die Schutte aan zijn hoofdstuk geeft waarin hij Graft schetst als ‘wandelend bij het schermerlicht van hun tijd’ in plaats van tegen beter weten in, omdat zijn onderzoek nu juist bewezen heeft dat Graft in die tijd principieel en duidelijk was gewezen op de onaanvaardbaarheid van de slavenhandel. Bij het volle daglicht van haar orthodoxie dus.

Het is helaas bekend dat historisch onderwijs in Nederland fundamenteel tekort is geschoten. Het slavernijverleden is weliswaar nooit verzwegen, maar het werd in boeken te vaak sturend en eenzijdig is geschreven vanuit een positief perspectief. Het sprak wel over Gouden Eeuwen voor de Republiek, maar niet of nauwelijks over de veroorzaakte hel op aarde in de koloniën. Dit verwijt valt ook van Deursen en Schutte te maken die beiden Graft positief waarderen zonder mee te wegen wat Graftenaren overzee aanrichtte. Ethiek gebaseerd op de eigen kring, een waardeoordeel waarbij het oog voor de koloniale praktijk wordt dichtgeknepen. Het in 1934 gepubliceerde Wij slaven van Suriname van Anton de Kom is dankzij activistische bewegingen sinds 2020 verplicht opgenomen in de Nederlandse canon. Dat biedt een belangrijke bijdrage en veel eerlijkere kennismaking met de denkwijzen, normen en waarden van de zeventiende-eeuwse gereformeerden. Delen hiervan werden voorheen gecensureerd door slagers die liever hun eigen vlees goedkeuren. De gevolgen hiervan worden vooral gedragen in reformatorische kring. Die hebben zich wegens eenzijdige geschiedschrijving nooit afgevraagd of de formulieren van enigheid die van hun zeventiende-eeuwse vaderen afstammen nog wel houdbaar zijn. Er wordt vaak zelfs met trots aan vastgehouden.